Archief 4 en 5 mei
Created by P.L. Last update 17-08-2022
In
de
toen
opgezette
verdedigingslinie
op
de
Gebbenberg
was
tijdens
de
Duitse
inval
op
10-5-1940
ook
de
Beltrummer
Hendricus
Schröer
gelegerd.
Tijdens
de
verdediging
voor
vorst
en
vaderland
is
hij
op
12-5-1940
gesneuveld.
Zijn
lichaam
is
later,
daar
op
het
militaire
ereveld herbegraven.
Hendrik
was
in
1912
op
boerderij
"Heenkamp"
aan
de
Dorpsstraat
in
Beltrum
geboren,
dit
huis
is
sinds
1970
verdwenen.
Na
zijn
schooltijd
werd
hij
in
Rietmolen
boerenknecht.
Na
zijn
huwelijk
met
een
Rietmolens
meisje
op
28-9-1936,
woonden
zij
in
Rietmolen
op
een
eigen
boerderij.
Zijn
naam
staat
vermeld
in
de
(oude)
gemeente
Neede
op
de
lijst
van
gevallenen.
In
een
gedenkplaat
in
de
kerk van Rietmolen staat ook zijn naam gebeiteld.
Bernardus
was
in
Rekken
aan
Den
Borgweg
18
geboren
en
was
sinds
1936
als
inwonende
boerenknecht
bij
een
boer
op
Spilmansdijk
12
in
Avest.
Als
dienstplichtig
soldaat
was
hij
ingedeeld
bij
de
artillerie
Bij
de
Duitse
inval
van
10-5-1940
was
hij
met
zijn
onderdeel in Rhenen gelegerd.
Zijn
toenmalige
luitenant
C.J.
Cude
verhaalde
later
in
een
boekwerk,
dat
één
van
zijn
soldaten
tijdens
een
paniekerige
omstandigheid
op
13
mei
1940
ongecontroleerd
was
begonnen
te
schieten.
Hierbij
werd
alléén
Bernard
Unland
dodelijk
verwond.
Tijdens
het
vervoer
naar
een
noodhospitaal
was
hij
aan
zijn
verwondingen
gestorven.
In
de
toen
algemeen
heersende
consternatie
is
hij
samen
met
één
andere
gesneuvelde
in
één
veldgraf
begraven.
Het
was
pas
22
juni
1941
toen
het
"Nederlandse
Rode
Kruis"
bekend
maakte
dat
Bernard
was
gevonden.
Hierna
is
hij
met
4
andere
gesneuvelden
op
het
algemene
kerkhof van Driebergen herbegraven.
TER NAGEDACHTENIS AAN HEN DIE HUN LEVEN GAVEN VOOR ONZE VRIJHEID
Staat er op het Oorlogsmonument.
#
Hieronder vindt U een overzicht (in volgorde van overlijden) van inwoners en oud-inwoners van Beltrum welke door oorlogshandelingen vanaf
1939 tot 1950 hun leven gaven.
info: Jan Kok “oet Beltrum”
Marinus
van
Rooijen
was
als
boerenzoon
in
Houten
(U)
geboren.
Na
zijn
priesterstudie
in
Culemborg
en
Driebergen
is
hij
op
15
augustus
1924
tot
priester
gewijd.
Het
was
12
september
1924
toen
hij
als
neomist
in Beltrum is gekomen.
Doordat
pastoor
GW.
Hanse
een
opkomende
ziekte
had,
heeft
hij
de
leiding
van
het
nieuw
te
bouwen
zusterhuis
met
volle
overgave
op
zich
genomen.
Ondanks
dat
hij
als
kapelaan
in
augustus
1927
naar
Keijenborg
was
vertrokken,
heeft
hij
in
oktober
1927
de
plaatselijke
Wit
Gele Kruis afdeling Beltrum opgericht.
Vanwege
zijn
spreekvaardigheid
-
vooruitziende
blik
en
doortastendheid
is
hij
daarna
tot
kapelaan
van
het
grensdorp
's-Heerenberg
benoemd.
Omdat
zijn
pastoor
Galama
en
zijn
kapelaan
Hegge
en
zijn
collega
Van
Rooijen
niet
op
de
Duitse
opgelegde
regels
wensten
in
te
gaan,
zijn
alle
3
gevangen
genomen.
Eerst
werd
de
pastoor
op
4
augustus
1941
en
op
11
oktober
1941
zijn
Van
Rooijen
en
Hegge
door
de
Duitsers
opgepakt.
Eerst
zijn
de
beide
kapelaans
naar het concentratiekamp Sachenhausen en daarna naar het Zuid- Duitse Dachau gebracht, waar toen ook pastoor Galama was opgesloten.
In Dachau is Van Rooijen op 16 juni 1942 aan ondervoeding en ontbering gestorven. Alleen kapelaan Hegge heeft dit kamp overleeft.
Bij
de
heroprichting
van
de
plaatselijke
sportvereniging
RKBVV
na
de
oorlog,
heeft
deze
vereniging
hun
clubnaam
in
MvR
gewijzigd,
hetgeen
verwijst
naar
hun oud-kapelaan Marinus van Rooijen.
Op
een
centraal
plein
in
's-Heerenberg
staat
als
herinnering
een
groots
oorlogsmonument
met
twee
plaquettes,
één
voor
pastoor
Galama
en
de
andere
voor de oud Beltrummer Marinus van Rooijen.
Als
6°
van
de
15
kinderen
is
hij
geboren
op
Sonderenweg
3
in
Lintvelde.
Zijn
broer
Theo
en
hij
hadden
een
loonwerkersbedrijf
opgezet,
en
bezaten
hij
een
grote
loods
tegenover
de
Peppelendijk
aan
de
Zwarteweg.
Toen
leden
van
een
plaatselijke
verzetsgroep
een
defect
boordkanon
van
een
vliegtuig
hadden
bemachtigd,
werd
deze
door
hen
en
andere
techneuten
hun
werkloods
weer
schietvaardig
gemaakt.
Onder
hen
bevond
zich
ook
hun
verrader
welke
toen
alles
aan
de
Duitsers
heeft
doorgegeven.
Doordat
zij
werden
verraden
is
o.a.
Johan
Sonderen
met
nog
3
anderen
op
20
april
1944
gearresteerd
en
naar
Arnhem
overgebracht.
De
Duitsers
hebben
in
de
krant
van
7
juni
1944
bekend
gemaakt
dat
zij
twee
en
twintig
Nederlanders
ter
dood
hadden
veroordeeld,
waaronder
de
gebroeders
Sonderen
en
Hermanus
Mom,
en
dat
het
vonnis
al
op
6
juni
1944
was
voltrokken.
De
reden
hiervoor
was,
dat;
,,
-
allen
behoorden
tot
geheime
groepen
welke
in
de
Gelderse
Achterhoek
op
Nederlandse
ambtenaren
overvallen
en
moordaanslagen
pleegden,
of
deze
voorbereiden
enz.-"
Bij
de
bekendmaking
was
niet
vermeld
dat
vonnis
op
de
Waalsdorpervlakte
bij
Overveen
was
voltrokken.
Als
3e
zoon
en
jongere
broer
van
Johan
Sonderen
is
ook
hij
in
Lintvelde
geboren.
Doordat
hij
van
beroep
loonwerker
en
wagenmaker
was,
had
hij
waarschijnlijk
gevoel
de
techniek.
Om
deze
reden
was
hij
samen
met
Hermannus
Mom
en
zij
broer
en
hun
verrader
ook
betrokken
bij
het
herstel
van
een
vliegtuig
boordkanon,
dat
door
enkele
verzetsmensen
uit
een
neergestort vliegtuig was bemachtigd.
Het
lag
in
de
bedoeling
om
met
dit
geschut
de
Duitse
bevoorradingstreinen
bij
Ruurlo
van
de
baan
te
schieten.
Samen
met
zijn
broer
Johan
en
anderen
zijn
zij
door
overmoedigheid
en
verraad
toch
in
Duitse
handen
gevallen,
welke
hen
op
de
Waalsdorpervlakte
bij
Overveen op 6 juni 1944 hebben doodgeschoten.
Als
oudste
zoon
van
de
Beltrumse
gemeente
veldwachter
H.B.J.
Mom
woonde
hij
met
zijn
familie
vanaf
30-4-1926
tot
29-8-1938
op
Grolseweg
4
in
Beltrum.
Al
voor
de
oorlog
is
dit
gezin
naar
Eibergen
vertrokken.
Hermanus
had
een
technische
opleiding
genoten,
toen
hij
als
verzetsman
betrokken
was
geworden
bij
het
repareren
van
wapens
in
de
loods
van
de
gebroeders
Sonderen
in
Beltrum.
Tijdens
de
Duitse
inval
in
de
reparatieloods
op
20
april
1944,
was
ook
hij
aanwezig
en
is
zodoende
tegelijk
met
de
gebroeders
Sonderen
opgepakt
en
naar
Arnhem
gebracht.
De
reden
was
het
in
bezit
hebben
en
het
repareren van wapens.
Samen
met
twee
van
zijn
vroegere
Beltrumse
dorpsgenoten
is
ook
hij
op
6
juni
1944
op
de
Waalsdorpervlakte
bij
Overveen
door
de
Duitsers
doodgeschoten.
Teunis
Riphagen
was
geboren
Epe
en
woonde
na
zijn
huwelijk,
in
1903,
op
het
nu
verdwenen,
seinwachters
huisje
no.
40
aan
de
Kempersweg,
op
de
Halte,
waar
zijn
vrouw
,,
spoorwegwachter"
was.
Met
paard
en
wagen
was
hij
vrachtrijder
en
onderhield
in
de
regio
o.a.
ook
de pakketbezorging voor de N.S. en Van Gend & Loos.
Toen
de
geallieerden
de
mening
hadden,
dat
de
Duitsers
zich
met
particulier
vervoer
hun
troepen
lieten bevoorraden, werden ook de wegtransporten regelmatig onder vuur genomen.
Het
was
27
september
1944
toen
Riphagen
met
paard
en
wagen
vanuit
Beltrum
nabij
Zieuwentseweg
2
voer,
werd
hij
door
een
geallieerd
vliegtuig
beschoten.
Vanwege
zijn
opgelopen
verwondingen
is
hij
op
28
september
in
een
Winterswijks
ziekenhuis
overleden,
waarna
hij
op
de
Nederlands Hervormde begraafplaats van Groenlo is begraven
Hoewel
zijn
doopnaam
Johannes
is,
was
hij
onder
de
naam
Bernard
voor
zij
omgeving
bekend.
Als
oudste
zoon
is
hij
op
Helbargsweg
2
in
Voor-Beltrum
geboren.
Hij
en
zijn
jongere
broer
Jan
en
hun
zus
verrichten
in
de
WO.
II
o.a.
verboden
koerierswerk.
Om
deze
reden
zijn
Bernard
en
zijn
broer
Jan
in
de
nacht
van
30
april
op
1
mei
1944
gearresteerd.
Hierna
zijn
zij
eerst
naar
Lichtenvoorde
overgebracht.
Na
een
korte
tijd
is
Jan
vanwege
werkweigering
via
de
gevangenis
in
Arnhem
eerst
naar
het
kamp
Amersfoort
en
daarna
naar
een
werkkamp
nabij
Keulen
gebracht
om
daar,
tot
aan
de
bevrijding
in
een
ijzergieterij
te
moeten
werken.
Bernard
heeft
na
zijn
arrestatie
één
dag
in
de
Lichtenvoordse
politiecel
verbleven
en
is
toen
naar
het
strafkamp
Vught
overgebracht, waar hij tot begin september 1944 gevangen werd gehouden.
Na
een
treinreis
op
8
september,
met
ongeveer
80
mensen
is
Bernard
in
één
gesloten
veewagon
naar
het
kamp
Sachenhausen
gebracht.
Deze
ongeveer
40 uur durende treinreis, zonder eten of drinken, hebben zij, vanwege ruimtegebrek, toen staand moeten afleggen.
Toen
dit
kamp
overvol
werd,
zijn
de
gevangenen
over
andere
kampen
in
Duitsland
verdeeld
Bernard
moet
toen
naar
Meppen
zijn
overgeplaatst,
omdat
hij daar op 7-12-1944 is gestorven.
De
aan
de
Hartebroekseweg
in
Groenlo
geboren
Bernard
Koster
was
tijdens
de
oorlog
inwonend
bij
het
gezin
van
zijn
oudere
zuster
op
Grolseweg
23.
Hij
verzorgde
daar
het
werk
op
de
boerderij
van
Antoon
Rosing.
Omdat
deze
man
en
huisvader
van
Duitse
afkomst
was,
werd
hij
verplicht
om
in
het
Duitse
leger
dienst
te
doen.
Toen
Bernard
Koster
op
de
namiddag
van
23
december
1944
met
paard
en
stortkar
een
vracht
stoppelknollen,
voor
de
koeien
van
het
land
haalde,
en
samen
met
de
Beltrumse
vrachtrijder
Jans
te
Woerd
(Hogeman)
bij
Grolseweg
27
opreden,
werden
beiden
door
een
geallieerd vliegtuig kort beschoten.
Het
gevolg
daarvan
was,
dat
Bernard
Koster
dodelijk
werd
getroffen
en
dat
Jans
te
Woerd
een
kogel
in
zijn
in
linker
bovenarm
kreeg.
Hierdoor werd zijn linkerarm blijvend verlamd.
Het
lichaam
van
Bernard
Koster
is
op
28
december
1944
in
Groenlo
op
R.K. kerkhof begraven.
Onder
hen
welke
in
Duitsland
tankvallen
moesten
graven
was
ook
de
22
jarige
Bernard
Klein
Gunnewiek
welke
toen
op
Avesterweg
17
thuiswonend
was.
Tijdens
zijn
schaarse
vrije
dagen
welke
de
"gravers'
werden
gegund,
was
hij
op
22
januari
1945
thuis,
toen
zijn ouders bezoek kregen.
Vanwege
zijn
nietsnutten
heeft
hij
het
huiswaarts
kerende
bezoek
een
eind
op
hun
terugweg
vergezeld.
Tijdens
zijn
terugkeer
naar
zijn
ouderhuis
ontstond
er
dichtbij
Groenlo
boven
hem
een
luchtgevecht
tussen
twee
vliegtuigen,
waarbij
er
over
weer
werd
geschoten.
Vanuit
deze
vechtende
toestellen
is
Bernard
door
één
kogel
dodelijk
getroffen
Hij
is
in
Groenlo
op
R.K.
kerkhof
begraven.
De
in
Avest,
op
Groenloseweg
61,
bij
zijn
ouders
inwonende
Johan
Koenders
was
als
dwangarbeider
als
"graver"
in
Duitsland
te
werk
gesteld.
Bij
een
geallieerde
beschieting
van
de
plaatselijke
fabrieken
in
Vreden,
werd
hij
daar
op
straat
dodelijk
getroffen.
De
familie
Koenders
wensten
dat
hun
zoon
en
broer
in
Groenlo
op
het
R.K.
kerkhof
zou
worden
begraven.
De
Duitse
overheid
verbood
in die tijd dat overledenen over de landsgrens werden gebracht.
Herman,
een
jongere
broer
van
de
omgekomen
Johan
Koenders,
werkte
in
tijd
bij
een
boer
in
Zwillbrock.
Door
inspanning
van
hem
en
met
medewerking
van
enkele
Zwilbroekse
burgers
hebben
de
toen
dienstdoende
Duitse
grenswachten
de
andere
kant
opgekeken
toen,
de
omgekomen
Eibergse
Johan
Koenders
de
landsgrens
passeerde.
Door
medewerking
van
goede
Duitsers
is
de
wens
van
de familie Koenders in vervulling gegaan.
Tone
Nijbroek
is
in
Beltrum
op
het
tegenwoordige
Avesterweg
9
geboren.
Na
zijn
huwelijk
is
hij
in
Groenlo
gaan
wonen.
Als
dwangarbeider
moest
deze
timmermansknecht
als
"graver"
nabij
de
Doesburgse
IJsselbrug
aan
zgn.
tankvallen
werken.
Juist
toen
er
op
8
februari
1945
een
Duitse
colonne
hun
werkplek
passeerde,
werden
deze
werkers
door
geallieerde
vliegtuigen
beschoten.
Naast
de
meerdere
getroffenen
was
toen
ook
Tone
dodelijk
geraakt.
Hij
is
op
13
Februari
op
het
R
K.
kerkhof
van
Groenlo
begraven.
Deze
van
oorsprong
Utrechtse
jongen
was
net
als
zijn
jongere
broer
Dominicus
Hazekamp
in
mei
1926
als
wees/voogdij
kind
naar
Beltrum
gekomen.
Eduard
is
toen
ondergebracht
bij
de
kinderloze
familie
Hanselman
-
Scharenborg
op
Bruggertweg
1a.
Terwijl
zijn
jongere
broer
Dominicus
bij
de
familie Papen - Stoverink op Peppelendijk 3 een onderdak had gevonden.
Als
20
jarige
is
Eduard
opgeroepen
om
op
17-11-1936
zich
in
Soest
te
melden
om
dienst
te
doen
in
het
Nederlandse
mobilisatieleger.
Toen
hij
gezondheidsklachten
kreeg,
is
hij
in
een
militairhospitaal
in
Amsterdam
opgenomen,
waar
hij
op
14-2-1940
is
overleden.
Hierna
is
hij
op
17
februari
op
het
Beltrums
kerkhof
begraven.
Waarbij
ook
al
zijn
vroegere
kamergenoten
aanwezig
waren.
Enkelen
van
hen
hebben
Eduard
met
militaire
waardigheid
ten grave hebben gedragen en afscheid van hem genomen.
Na
de
oorlog
is
zijn
broer
Dominicus
met
een
Groenlose
meisje
getrouwd
en
zijn
na
enige
jaren
samen
in
Limburg
gaan
wonen,
omdat
hij
in
de
kolenmijnen
werkte.
Zijn
dochters
hebben
in
2005
aangegeven,
dat
volgens
hun
vader
hun
oom
Eduard
was
gestorven
aan
heimwee.
Hij
had
niet
kunnen
wennen
aan
het
gedrilde
en
ruige
soldatenleven,
waarvan
waarschijnlijk
zijn
beschermde opvoeding door zijn pleegouders de oorzaak kan / moet zijn geweest.
Johanna
is
in
Voor-Beltrum
op
het
huidige
adres
Ringweg
13
geboren.
Samen
met
haar
ouders
is
zij
rond
1880
verhuisd
naar
Spilmansdijk
4
in
Avest.
Toen
zij
in
1907
met
Gerhard
Smeenk
trouwde
zijn
zij
in
Lievelde
aan
de
Tankweg
op
het
tegenwoordige
huis
no.
9
gaan
wonen.
Hun
woonboerderij
stond
dichtbij
de
spoorlijn
Winterswijk
-
Zutphen.
Geallieerde
vliegtuigen
namen
regelmatig
deze
baan
onder
vuur,
om
de
Duitse
aanvoerlijnen
per
trein,
te
ontregelen.
Toen
men
op
10
februari
1945
merkten
dat
er
weer
een
luchtaanval
op
komst
was,
hebben
de
beide
ouders
en
hun
3
thuis
verblijvende
kinderen
en
2
evacué
kinderen
getracht
naar
hun
in
het
achterhuis
gemaakte
schuilplaats
te
vluchten.
Nog
voordat
allen
hun
schuilplaats
hadden
bereikt,
ontplofte
er
vlak
buiten
achter
het
huis
een
bom,
waardoor
de
achtergevel
van
de
boerderij
naar
binnen
werd
gedrukt.
Hierdoor
is
toen
de
32
jarige
zoon,
binnenshuis
onder
het
naar
binnenvallende puin bedolven. Toen de toegesnelde buurmensen hem onder het puin hadden gevonden was hij al overleden.
Door
andere
buurtgenoten
is
toen
ook
op
het
erf,
de
zwaargewonde
66
jarige
vrouw
en
moeder
Johanna
Smeenk
-
Nahuis
gevonden.
Zij
is
kort
daarna
aan
ernstig
bloedverlies
ook
overleden.
Van
de
5
huisgenoten
welke
de
schuilplaats
wel
hadden
bereikt,
hadden
er
3
enkele
botbreuken.
Op
het
Lieveldse
kerkhof hebben nu de toen omgekomen moeder en zoon naast elkaar hun laatste rustplaats.
Toen
het
op
het
eind
van
de
oorlog
liep,
beschoten
de
geallieerde
vliegtuigen
op
bijna
alle
voertuigen
op
de
weg.
De
reden
daarvoor
was,
dat
zij
vermoeden
dat
de
Duitsers zich met gedwongen vervoerders lieten bevoorraden
De
Duitsers
hadden
al
enkele
dagen
juist
voor
het
woonhuis
van
de
familie
Pape
(Den
Tol)
op
de
Ruurloseweg
een
vrachtwagen
geparkeerd,
toen
deze
op
24
maart
1945
vanuit
de
lucht
werd
beschoten.
Om
deze
reden
vluchten
de
in
het
huis
aanwezige
fam.
Pape
en
hun
2
evacué
kinderen
naar
hun
buitenshuis
gelegen
schuilkelder.
Bij
de
beschieting
van
de
munitiewagen
werd
de
vrouw
en
moeder
Maria
Pape-Stegers
op
weg
naar
de
schuilplaats
in
haar
borst
dodelijk
getroffen.
Door
deze
beschieting
werd
toen
ook
hun
woonhuis
getroffen,
en is daarmee tot aan de grond toe afgebrand.
De toen niet geraakte Duitse wagen is daarna meteen door de Duitser verplaatst, en naar een bosperceel in de omgeving gebracht.
Het
toen
verwoestte
huis
was
vernoemd
naar
het
vroegere
tolhuis
aan
de
Ruurloseweg
nabij
de
Tolbrug.
De
omgekomen
Mw.
Maria
Pape-Stegers
was
in
1886
op
"de
Krabbe"
op
Beekenweg
1
in
Beltrum
geboren.
Zij
is
in
augustus
1910
gehuwd
met
de
in
1882
in
Groenlo
geboren
Gerardus
Pape.
Na
hun
huwelijk zijn zij aan de Ruurloseweg bij de Tolbrug op "den Tol" op de tegenwoordige Veldpapendijk 8 gaan wonen.
1Van
de
eerder
op
Eibergseweg
1
in
Lintvelde
wonende
familie
Ten
Barge,
was
Jans
het
hoofd
van
dit
gezin.
In
de
oorlogsjaren
was
hij
betrokken
bij
de
onderbrenging
en
verzorging
van
hen
welke
door
de
Duitse
bezetter
werden
vervolgd.
Hij
werkte
met
anderen
samen
om
in
het
geheim
de
joden
-
onderduikers
-
geallieerde
piloten
e.d.
een
onderdak
en/of
bonkaarten
voor
voedsel
en
kleding
te
verschaffen,
hetgeen door de Duitsers in die tijd zwaar werd bestraft.
Toen
hij
op
3
maart
1945
door
de
Duitsers
uit
zijn
huis
werd
opgehaald,
was
zijn
vrouw
van
hun
tiende
kind
zwanger.
Na
zijn
gevangenneming
is
hij
in
de
Zutphense
Huis
van
Bewaring
opgesloten.
Toen
de
Duitsers
merkten
dat
hun
laatste
uren
in
Zutphen
hadden
geslagen,
hebben
zij
op
30
maart
1945
hun
gevangenen
op
de
binnenplaats
of
op
de
IJsselkade
doodgeschoten,
en
anderen
werden
vrijgelaten,
terwijl
enkelen
opgesloten
bleven.
Onder
de
omgebrachte
mensen
op
de
binnenplaats
van
de
gevangenis,
bevonden
zich
de
beide
plaatsgenoten
Jans
te
Barge
en
Herman
ten
Have.
Omdat
er
in
die
tijd
overal
chaos
heerste,
wist
de
familieleden
pas
na
1
week
dat
zowel
Ten
Barge
als
zijn
dorpsgenoot
Herman
ten
Have
op
de
binnenplaats
waren
doodgeschoten. In het mortuarium van het Algemeen Ziekenhuis van Zutphen werden zij door familieleden herkend.
De
beide
omgebrachte
mannen
zijn
met
een
ingehuurde
vrachtwagen
op
8
april
vanuit
Borculo,
naar
Beltrum
teruggehaald.
Ten
Barge
is
op
12
april
1945
op het Beltrums kerkhof begraven, waar hij later een graf van de "Ned. Oorlogsgraven Stichting" heeft gekregen.
Hoewel
hij
in
de
buurtschap
Hupsel
op
Weerkampsweg
2
was
geboren
en
opgegroeid,
heeft
Herman
net
als
zijn
broers
en
zussen
in
Beltrum
de
lagere
school
en
kerk
bezocht.
Zoals
al
hun
buurtgenoten
nam
ook
hij
deel
aan
het
Beltrumse
sociale
en
culturele
verenigingsleven.
Als
boeren
losarbeider
ondernam
hij
tijdens
de
laatste
jaren
van
de
oorlog
bezigheden,
welke
in
strijd
waren
met
de
toen
opgelegde
Duitse
regels
en
wetten.
Zo
hielp
hij
joodse-
en
andere
mensen
aan
schuiladressen
en
onderhield
daardoor
contact
met
diverse
verzetsgroepen.
Ook
bestal
hij
de
Duitsers
van
voorwerpen
welke
voor
onze
verzetsgroepen
"noodzakelijke"
waren.
Omdat
hij
door
de
bezetter
werd
gezocht, leefde hij een zwervend leven en verbleef vrij regelmatig op verschillende adressen en in schuilplaatsen.
Op
een
dag
bereikte
hem
het
bericht,
dat
er
op
3
maart
1945
in
café
Meilink
in
Barchem
een
belangrijke
bespreking
werd
gehouden.
Hierbij
werd
hij
verzocht
ook
aanwezig
te
zijn.
Vanuit
zijn
schuiladres
in
Lievelde
is
hij
die
morgen
naar
Barchem
gefietst.
Toen
hij
daar
was,
is
hij
door
de
Duitsers
gearresteerd.
In
een
Duitse
overvalwagen
is
Herman
ten
Have
naar
Lintvelde
gereden,
om
daar
dan
ook
Jans
te
Barge
te
arresteren.
Na
enkele
omwegen
werden
beiden
afzonderlijk
in
het
Zutphense
"Huis
van
Bewaring"
opgesloten.
Zoals
later
is
gebleken,
hadden
zij
op
die
dag
vanuit
Beltrum
en
Haarlo
ook
andere verzetsmensen willen pakken.
Toen
het
op
30
maart
1945
voor
de
hand
lag,
dat
de
geallieerden
op
korte
termijn
ook
de
stad
Zutphen
gingen
innemen,
hebben
de
Duitsers
voordat
zij
vluchten, enkele gevangenen vast laten zitten terwijl zij anderen hebben gedood of vrijgelaten.
Omdat
de
toegang
tot
de
stad
Zutphen
na
de
bevrijding
nog
enkele
dagen
was
afgesloten,
wist
men
pas
na
één
week
dat
zowel
Herman
ten
Have
en
Jans
ten
Barge
op
binnenplaats
waren
doodgeschoten.
De
beide
lichamen
van
deze
omgebrachte
verzetsmensen
werden
in
het
Algemene
Ziekenhuis
van
Zutphen opgebaard, waar beiden bij toeval na één week door hun familieleden werden herkent.
De
beide
omgebrachte
mannen
zijn
op
8
april
met
een
gehuurde
auto
naar
Beltrum
gehaald,
en
werden
toen
in
het
"Gerardus
Majella
Gesticht"
opgebaard.
Herman
is
op
13
april
1945
op
het
Eibergse
R.K.
kerkhof
begraven,
omdat
in
die
tijd
de
buurtschap
Hupsel
kerkelijk
bij
Eibergen
was
ingedeeld.
Het was in 1917 toen de familie Dute-Nijhof
met
4
kinderen
vanuit
Brummen
in
Beltrum
op
Huiskesdijk
2
zijn
gaan
wonen.
Voordat
zij
in
1927
vanaf
dit
adres
naar
Avesterweg
30
verhuisden,
had
dit
gezin
9
kinderen.
Eén
van
de
kinderen
was
Antoon.
Na
zijn
lagere
school
is
hij
in
het
Twentse
Usselo
in
een
tuinbouwbedrijf
gaan werken.
Toen
hij
tijdens
de
oorlog
in
Zieuwent
was
ondergedoken,
had
hij
zich
daar
bij
een
plaatselijke
verzetsgroep
aangesloten.
Als
lid
van
de
"Binnenlandse
Strijdkrachten",
afgekort
de
BS,
werd
hij
in
de
nacht
van
31
maart
op
1
april
1945
in
het
reeds
bevrijdde
Mariënvelde
bij
de
kerk
geposteerd.
Vanwege
een
misleiding
is
hij
in
het
nachtelijke
donker
door
een
andere
BS
groep
voor
een
gewapende
Duitser
aangezien
en
is
onder
vuur
genomen.
Het
ontstane
misverstand
was
ontstaan,
doordat
Antoon
Dute
niet
het
juiste
wachtwoord had gegeven.
De
zwaargewonde
Anton
is
toen
naar
een
noodhospitaal
in
Harreveld
overgebracht,
waar
hij
nog
dezelfde
dag
(op
paaszondag)
1
april
1945
aan
zijn
verwondingen is overleden. Op 5 april 1945 is hij op het Beltrumse kerkhof begraven, waarbij toen vele BS leden uit de regio aanwezig waren.
Het
huis
waarin
Hendrik
Borgijink
is
geboren
stond
vroeger
in
Voor-Beltrum
aan
de
Ringweg,
naast
het
huisnummer
34.
Zijn
geboortehuis
werd
door
de
stormramp
van
1-6-1927
geheel
verwoest.
De
ouders
van
hem
hebben
toen
aan
de
Grolseweg
een
nieuwe
woonboerderij
gebouwd,
waar
zij
toen
ook
zijn
gaan
wonen.
Het
tegenwoordige
adres
is
Grolseweg 27.
Toen
hij
tijdens
de
oorlog
in
Lintvelde
onderdook
leerde
hij
Antoon
Geessinck
kennen,
welke
ook
in
Lintvelde
was
ondergedoken.
Het
was
in
de
laatste
dagen
van
de
oorlog
toen
Hendrik
lid
van
de
"Binnenlandse
Strijdkrachten"
de
BS
is
geworden.
Hoewel
Antoon
Geessinck
op
1
april
samen
met
andere
BS’ers
eerst
een
veertigtal
krijgsgevangen
in
Eibergen
hadden
opgebracht, moest hij daarna met Hendrik Borgijink posten bij het verlaten Eibergse arbeidskamp, nu Lintveldseweg 4.
Nadat
zij
daar
's
avonds
rond
11
uur
waren
afgelost,
keerden
beiden
per
fiets
naar
huis,
in
de
richting
van
de
Deventer
Kunstweg.
Toen
zij
in
de
buurt
van
Bleumink
waren
gekomen,
kwamen
zij
een
groep
mannen
tegen.
Vanwege
de
toen
heersende
donkerte,
vermoeden
beiden
eerst
dat
het
patrouillerende
bevrijders waren, het bleek dat het een dertigtal verkleedde en terugtrekkende Duitse soldaten waren.
Zowel
Hendrik
Borgijink
als
Antoon
Geessinck
moesten
hun
fiets
en
hun
wapen
afgeven,
en
hen
al
voorop
lopen
de
kortste
weg
naar
hun
vaderland
aangeven.
Nadat
zij
een
korte
tijd
hadden
gelopen,
en
in
begroeide
omgeving
waren
gekomen,
werden
beiden
bevolen
om
ongeveer
3
meter
vóór
hen
te
gaan
staan.
Vanuit
de
groep
werd
er
toen
enkele
malen
op
hen
geschoten.
Hierbij
werd
Hendrik
Borgijink
dodelijk
getroffen,
terwijl
Antoon
Geessink
niet
werd
geraakt.
Toen
de
Duitsers
verder
waren
getrokken
heeft
Antoon
Geessinck
het
hazenpad
gekozen
en
is
daardoor
aan
de
achtervolgende
Duitser
ontkomen.
Hendrik Borgijink is op 5 april 1945 op het R.K. parochieel kerkhof van Groenlo begraven.
Het
was
20
april
1944
toen
de
Duitsers
met
Nederlandse
SS’ers
voor
de
eerste
keer
bij
Zwarteweg
6
waren,
om
de
59
jarige
huisvader
Jan
Walterbos
te
arresteren.
Omdat
hij
niet
aanwezig
was
kwamen
zij
vergeefs.
Toen
in
de
namiddag
van
1
mei
1944
de
Duitsers
en
de
Nederlandse
SS’ers
voor
de
tweede
keer
terugkwamen
was
ook
nu
Jan
Walterbos
niet
aanwezig,
omdat
hij
toen
onderdook.
G.J.
Walterbos (Jan) werd gezocht, omdat hij betrokken was bij diverse ondergrondse activiteiten.
In
de
hoop
dat
Jan
Walterbos
zich
alsnog
ging
melden,
hebben
zij
toen
de
18
jarige
zoon
Theo
als
gijzelaar
meegenomen.
Zoals
later
bleek
had
de
spion
en
verrader
van
de
gebroeders
Sonderen,
Herman
Mom
en
Herman
ten
Have
aan
deze
laatste
actie
ook
meegewerkt.
Toen
vader
Jan
zich
na
enige
tijd
nog niet had gemeld, is de jonge Theo vanuit de Lichtenvoordse politiecel naar het strafkamp Vught overgebracht.
Het
was
begin
september
in
1944
toen
de
geallieerden
vanuit
Frankrijk
en
België
steeds
naderbij
kwamen,
dat
de
gevangen
vanuit
Vught
naar
Sachsenhausen
ten
noorden
van
Berlijn
werden
overgeplaatst.
Toen
ook
dit
kamp
door
de
vele
toestroom
overvol
dreigde
te
raken,
werden
er
gevangenen naar het kamp Neuengamme bij Hamburg gebracht. Onder hen was ook Theo Walterbos
Toen
vast
stond
dat
de
geallieerde
legers
ook
hier
in
aantocht
waren,
werden
er
ongeveer
10.000
gevangen
in
Lubeck
in
4
Duitse
transportschepen
gepropt.
Zo
kwam
Theo
op
de
overvolle
"Cap
Arcona"
terecht.
Het
lag
in
de
bedoeling
om
deze
schepen
in
open
zee
door
eigen
onderzeeërs
te
laten
torpederen,
waardoor
deze
dan
met
man
en
muis
zouden
vergaan.
Met
deze
daad
dachten
de
Duitsers
dat
ze
de
in
de
boten
opgesloten
duizenden
concentratiekamp gevangenen voor de geallieerden te kunnen verbergen.
De
Duitsers
hebben
de
boten
buiten
de
haven
gebracht,
om
ze
daar
naar
de
zeebodem
te
laten
zinken.
Nog
voordat
de
Duitsers
hun
voorgenomen
misdadige
daad
hadden
uitgevoerd,
kregen
de
Engelse
jachtbommenwerpers
de
4
vrachtschepen
op
3
mei
1945
in
het
vizier.
De
piloten
ervan
hadden
de
opdracht
gekregen,
dat
zij
het
uitvaren
van
vluchtende
Duitse
vrachtschepen
moesten
voorkomen.
Vanwege
deze
opdracht
hebben
zij
de
in
open
zee
liggende
schepen
beschoten,
waardoor
de
4
schepen
hetzij
zonken
of
in
brand
vlogen
met
daarin
duizenden
Duitse
concentratiekamp
gevangenen.
Onder
de
bijna
300
omgekomen
Nederlanders
bevond
zich
toen
ook
de
19
jarige
Beltrumse
jongeman
Theo
Walterbos.
Doordat
er
enkelen
van
hen,
deze
duivelse daad hebben overleefd, heeft de voorgenomen Duitse daad bekendheid gekregen.
Niet
wetend
dat
Theo
Walterbos
op
deze
wijze
was
omgekomen,
werd
pas
op
29
oktober
1945
in
de
Beltrumse
parochiekerk
een
herdenkingsdienst
voor
hem gehouden.
Als
zoon
uit
een
metselaarsfamilie
met
een
klein
boerenbedrijf
is
Frans
op
Eibergseweg
2
geboren.
Toen
hij
voor
zijn
dienstplicht
werd
opgeroepen
werkte
hij
bij een Eibergse betonwaren fabriek.
Toen
hij
eind
1946
in
Grave
onder
de
wapenen
werd
geroepen,
werd
hij
bij
de
Limburgse
jagers
ingedeeld.
Met
het
troepenschip
"Volendam"
is
hij
op
14-5-
1947
naar
Ned.
Indië
vertrokken.
Toen
hij
na
een
bootreis
van
ruim
één
maand
daar
aankwam,
werd
hij
ten
noord-
oosten
van
Tarutung
gelegerd.
Het
was
8-2-1949,
toen
hij
vanuit
Sapitur
met
7
man
naar
een
brug
patrouille
liepen.
Op
hun
terugtocht
werden
zij
vanuit
een
hinderlaag
beschoten.
Bij
het
ontstane
vuurgevecht
bleek
alléén
Frans
gewond
te
zijn.
Op
een
geïmproviseerde
draagbaar
is
hij
tijdens
de
7
km
lange
terugtocht
naar
Sapitur
overleden.
Naast
de
school
waar
zij
tijdelijk
waren
gelegerd,
is
zijn
lichaam
in
een
veldgraf
begraven. In de Beltrumse parochiekerk werd hij door velen op 12 februari 1949 herdacht.
Na
ongeveer
één
jaar
is
hij
op
het
militair
kerkhof
"Pandu"
bij
Medam
op
Sumatra
herbegraven.
Enkele
jaren
daarna
werden zijn stoffelijke resten opnieuw herbegraven op het ereveld Leuwigajah op Java.
Hij
is
behalve
de
enige
van
de
31
Beltrumse
jonge
mannen,
ook
de
enige
Eibergenaar
welke
tijdens
de
politionele
actie
in
Ned.
Indië
is
omgekomen.
Behalve
dat
zijn
naam
op
het
gemeentelijk
oorlogsmonument
van
Eibergen
staat,
is
hij
ook
op
het gedenkteken van de Limburgse jagers in Blerick vermeld.
Bovenstaande informatie is verzameld
en uitgezocht door:
Behalve de 21 inwoners en oud-inwoners van Beltrum waren er tijdens de oorlog ook evacués in Beltrum.
Ook onder hen waren er 4 welke door oorlogshandelingen hun leven gaven.
Nederlands ereveld Leuwigajah
te Cimahi